BGH-arrest II ZR 22121 Nieuwe maatstaven voor aandeelhoudersaansprakelijkheid

BGH beslist definitief over II ZR 22121

Rechtszaak en Oordeel Analyse

Belangrijke beslissing van de Hoge Raad in zaak II ZR 221/21

Op 17 september 2024 heeft de Hoge Raad (BGH) een belangrijke beslissing genomen in zaak II ZR 221/21, die verstrekkende gevolgen kan hebben voor de juridische praktijk op het gebied van het vennootschapsrecht. Het uitgangspunt van de procedure was een geschil over de aansprakelijkheid van aandeelhouders in een GmbH. De eiseres had betoogd dat een aandeelhoudster bij het verstrekken van een lening aan de vennootschap niet alleen civielrechtelijke, maar ook strafrechtelijke verplichtingen zou kunnen hebben.

In de schriftelijke overwegingen stelde de rechtbank vast dat de aandeelhouders van een GmbH bij het vormgeven van hun overeenkomsten en investeringsvormen zorgvuldig te werk moeten gaan. In het bijzonder werd benadrukt dat de economische interacties niet alleen moeten voldoen aan de principes van goede trouw, maar ook moeten bijdragen aan de transparantie. Dit is bijzonder belangrijk om mogelijke belangenconflicten en het benadelen van andere aandeelhouders te voorkomen.

De rechters maakten verder duidelijk dat aansprakelijkheid alleen kan bestaan als er een direct verband kan worden aangetoond tussen de handelingen van de aandeelhouder en de geleden schade. In dit verband werd verwezen naar relevante bepalingen van het HGB, die een duidelijke afbakening van verantwoordelijkheden voorzien. De rechtbank had als doel om een precedent te scheppen dat zowel toekomstige aandeelhoudersovereenkomsten als de praktijken van GmbH's duurzaam zou kunnen beïnvloeden.

In zijn motivering benadrukte de BGH dat de beslissingen in dergelijke gevallen niet alleen beperkt zijn tot de absolute schadevergoeding, maar ook de kwestie van goede zeden in de zakenwereld aan de orde stelt. Er ontstaat een verantwoordelijkheid die verder gaat dan louter juridische aspecten en ethische overwegingen centraal stelt. Deze opvatting zou in toekomstige gevallen vaker toegepast kunnen worden, vooral in gevallen waarin het vertrouwen tussen aandeelhouders en de vennootschap op het spel staat.

De beslissing wordt door juristen en vakgenoten als baanbrekend beschouwd, omdat deze de huidige jurisprudentie inzake aandeelhoudersaansprakelijkheid concretiseert en mogelijke hiaten sluit. Deskundigen wijzen erop dat dit niet alleen van belang is voor de betrokken partijen, maar ook voor de gehele wetenschap van het vennootschapsrecht, die nu gedwongen wordt om zich intensiever bezig te houden met de morele en ethische classificaties van zakelijke handelingen.

In de juridische vakwereld wordt de beslissing van de BGH met spanning gevolgd, omdat de gevolgen voor de aansprakelijkheid van aandeelhouders en de verwachtingen van hun gedrag in de vennootschap nu duidelijke, richtingengevende contouren hebben aangenomen.

Auteur: Anita Faake, donderdag 7 november 2024

07.11.2024