BGHEntscheidung VII ZR 1024 Handwerksvergoeding zonder schriftelijke overeenkomst

Afbeeldingen van rechterlijke uitspraken VII ZR 1024 19092024 nl

Rechtsspraak over VII ZR 10/24

Nieuwe beslissing over ambachtelijke vergoeding: Gevolgen van het arrest VII ZR 10/24

Op 19 september 2024 heeft de Bundesgerichtshof in een belangrijke beslissing over de ambachtelijke vergoeding de procedure met het zaaknummer VII ZR 10/24 beslist. Deze uitspraak is van groot belang voor veel ambachtelijke bedrijven en private bouwheren, aangezien het fundamentele aspecten van de contractvorming en betalingsclaims betreft.

In de kern van de procedure stond de vraag of een ambachtsman recht heeft op vergoeding van zijn diensten als er geen schriftelijke overeenkomst over de vergoeding is gemaakt. De Bundesgerichtshof stelde vast dat het recht op vergoeding ook bestaat als de contractuele diensten niet in detail zijn gedocumenteerd. De rechtbank benadrukte het belang van mondelinge afspraken en de rechterlijke beoordeling van de geleverde diensten op basis van billijkheid.

In de procedure werd door een bouwbedrijf gesteld dat de geleverde werkzaamheden vergoed moesten worden, ondanks het ontbreken van een formele overeenkomst. De Bundesgerichtshof besliste dat het afhangt van de feitelijke omstandigheden van het individuele geval en benadrukte dat de identificatie van de geleverde diensten en de gebruikelijke vergoeding in de sector een belangrijke rol spelen. Er werd benadrukt dat mondelinge afspraken weliswaar niet dezelfde bewijskracht hebben als schriftelijke contracten, maar niet per se ongeldig zijn.

Deze beslissing kan verstrekkende gevolgen hebben voor de ambachtelijke sector.Veel vakbedrijven waren onzeker of hun opdrachten ook zonder formele contracten juridisch verzekerd zijn. De Hoge Raad heeft in zijn vonnis verduidelijkt dat het van verschillende factoren afhangt, zoals de omstandigheden van de opdracht en de gebruikelijke prijzen in de sector. De eiser was in staat om de kwaliteit van zijn werk en de marktconforme vergoeding aan te tonen, wat cruciaal was voor het succes van zijn vordering.

Het vonnis kan zowel voor bouwheren als voor ambachtelijke bedrijven aanzienlijke financiële gevolgen hebben. Het benadrukt de noodzaak om ook mondelinge afspraken duidelijk te documenteren en zich bewust te zijn van de gebruikelijke vergoedingen in de sector. Hierdoor wordt niet alleen het risico van geschillen verminderd, maar ook de planningszekerheid voor beide partijen vergroot.

In de toekomst zal het voor ambachtelijke bedrijven bijzonder belangrijk zijn om bij de eerste gesprekken over opdrachten erop toe te zien dat de gemaakte afspraken worden vastgelegd, om misverstanden en juridische conflicten te voorkomen. Dit vonnis kan als richtsnoer voor veel toekomstige geschillen in de bouwsector worden beschouwd en kan daarmee bijdragen aan de duidelijkheid in de vergoeding van ambachtelijke diensten.

Auteur: Anita Faake, woensdag 30 oktober 2024

30.10.2024