BGH-arrest 2 StR 38723 Individuele levensomstandigheden bij straffen in overweging nemen

Besluit 2 StR 38723 beïnvloedt jurisprudentie blijvend.

Jurisprudentie over § 2 StR 387/23

Jurisprudentie over strafrechtsherziening: Geval § 2 StR 387/23

In een baanbrekende beslissing van het Bundesgerichtshof (BGH) van 27 augustus 2024 werd de zaak met het zaaknummer § 2 StR 387/23 behandeld, die verreikende gevolgen zou kunnen hebben voor de jurisprudentie op het gebied van het strafrecht. De zaak draaide om de vraag naar de evenredigheid van strafmaten en de beoordeling van verzachtende omstandigheden in het kader van strafprocedures.

De goedkeuring van de BGH maakt duidelijk dat rechters bij het vaststellen van een strafmaat in bijzondere mate rekening moeten houden met de individuele levensomstandigheden van de beklaagde. Het werd bekend dat de BGH in deze zaak waarde hechtte aan een grondige afweging van daad en dader. Een strikte toepassing van de straffen zou er volgens de BGH toe kunnen leiden dat relevante sociale en persoonlijke contextfactoren buiten beschouwing blijven die van belang zijn voor de beslissing over de hoogte van de straf. Hierbij verwees de BGH naar de noodzaak om de waardigheid van de mens als centrale richtlijn van de jurisprudentie te waarborgen.

De rechtbank stelde dat een te rigide handhaving van straffen niet alleen onbillijk zou kunnen zijn, maar ook het vertrouwen in de rechtsstaat ondermijnt. In de motivering van de uitspraak werd erop gewezen dat een individueel passende strafmaat cruciaal bijdraagt aan de resocialisatie van de dader. Uit de stukken blijkt dat de BGH in eerdere beslissingen al het belang van het in acht nemen van de persoonlijkheid van de dader en sociale achtergronden had benadrukt. In deze beslissing wordt deze lijn consequent voortgezet.

Bijzonder vermeldenswaardig is dat de uitspraak ook invloed zal hebben op het werk van het Openbaar Ministerie en de verdediging. Aanklagers zijn nu gehouden om in hun pleitstukken de totaalheid van de levensomstandigheden van de beklaagden uiteen te zetten, terwijl de verdediging de mogelijkheid heeft om extra verzachtende omstandigheden te presenteren. Dit zou een afwijking kunnen betekenen van een louter kwantitatieve benadering van de misdrijven naar een kwalitatief gedifferentieerde beoordeling.

Samenvattend kan worden gesteld dat de beslissing van de BGH in de zaak § 2 StR 387/23 een baanbrekende betekenis heeft voor de toekomstige jurisprudentie in het Duitse strafrecht.Ze zou op de lange termijn kunnen bijdragen aan het rechtvaardiger en individueler maken van straffen, wat uiteindelijk zou dienen voor re-integratie en het verminderen van recidivecijfers. Het is echter afwachten hoe deze principes zich in de praktische toepassing van de rechtspraak zullen vertalen.

Auteur: Anita Faake, vrijdag 18 oktober 2024

18.10.2024